Geplaatst op 05-05-2022
- Categorie: Wetgeving
Woonbooteigenaren die het niet eens waren met het stijgen van het liggeld voor woonboten in Amsterdam, krijgen geen gelijk van de rechtbank.
Op 26 april j.l. heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak die een vijftigtal Amsterdamse woonbooteigenaren hadden aangespannen tegen de gemeente Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2022:2233). Het betreft bezwaar tegen de forse verhoging van de precariobelasting over het belastingjaar 2020. Het tarief voor 2019 was € 6,69, dat voor 2020 € 9 of € 11 per vierkante meter per jaar.
De hoogte van de precariobelasting wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeenteraad heeft hierbij een grote mate van vrijheid. De Rechtbank oordeelde dat er geen sprake is van een onredelijke of willekeurige belastingheffing.
De woonbooteigenaren voerden ook als argument aan dat er geen precariobelasting had mogen worden geheven omdat de ligplaatsen zich niet bevinden op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. De bestemming 'ligplaats' betekent volgens de eisers dat deze ligplaats aan de openbare dienst is onttrokken. Precario mag dan niet geheven worden.
De Rechtbank oordeelde dat de bestemming beperkingen aan het gebruik stelt, maar dat het wel voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond blijft.
De beroepen tegen de precariobelasting werden ongegrond verklaard. De woonbooteigenaren zullen dus de hogere tarieven moeten betalen. Zij kunnen nog tegen deze uitspraak in beroep gaan.